Column Peter R. de Vries
Op 17 november van vorig jaar werd in Thailand de 46-jarige Brabander Ir. Jules Odekerken vermoord. Het zwaar verminkte lichaam van de voormalige Rabo-bankier werd op een vuilnisbelt in Bang Lamung bij Pattaya gevonden. Odekerken was een man met een onberispelijke reputatie die in de Nederlandse gemeenschap in Thailand veel aanzien genoot en zelfs was onderscheiden als innovatiefste ondernemer van het jaar 2003. Een harde werker, met een sociaal hart. Kort na de moord werden zijn Thaise echtgenote en haar geheime minnaar gearresteerd. Het had er veel van weg dat de bankier uit de weg moest worden geruimd, om plaats te maken voor de nieuwe geliefde en om zijn levensverzekering te kunnen incasseren.
Duizenden kilometers van Pattaya, in het Brabantse Vught, hoorden de moeder, broers en zussen van Jules met ontzetting van zijn gruwelijke lot. Er volgden helse weken vol onzekerheid, want Thailand werkte aanvankelijk niet bepaald mee met het repatriëren van het stoffelijke overschot, waar ook de verdachte weduwe aanspraak op maakte. Wekenlang werd de familie van het kastje naar de muur gestuurd . En de vertwijfeling nam toe toen de minnaar, een voormalig burgemeester-met-connecties, na een aantal weken op borgtocht werd vrijgelaten en men het gevoel had dat hij druk doende was de bewijzen tegen hem te manipuleren. De familie realiseerde zich dat men het zonder hulp en enige 'procesbewaking' van buitenaf niet zou redden. Een aan de Ambassade in Bangkok gelieerde Nederlandse politieman gaf echter direct aan dat hij niets kon betekenen. Zijn superieur van het Korps Landelijke Politie Diensten in Zoetermeer was weliswaar van goede wil, maar liet weten dat alles 'zeer gevoelig' lag in verband met het op handen zijnde staats bezoek van Koningin Beatrix aan Thailand. Men was 'niet competent om iets te ondernemen'.
Anneke, de bejaarde moeder van Jules stuurde daarop in haar wanhoop een handgeschreven brief aan de Koningin ('Graag richt ik mij tot u als moeder tot moeder…') die voor de zekerheid persoonlijk ten paleize in Den Haag werd afgegeven. Ze kreeg een briefje terug van het Kabinet der Koningin: 'Tot mijn spijt moet ik u berichten dat de Koningin u niet persoonlijk behulpzaam kan zijn'. Hare Majesteit zou de brief echter wel 'ter behandeling' doorspelen aan de minister van Buitenlandse Zaken. Daar werd echter wekenlang niets van vernomen. Pas toen de familie keer op keer informeerde waar toch een reactie bleef, kwam er bijna twee maanden na de moord een brief van de Directeur Consulaire Zaken. De correspondentie was 'door onverklaarbare omstandigheden' te laat onder zijn aandacht gekomen. Maar na een excuus wees hij de familie er 'voor een beter begrip' op dat 'ieder land vrij is het strafprocesrecht naar eigen inzicht in te richten'. En dus: 'Treedt de Nederlandse overheid dan ook niet in de rechtsgang van een ander land'.
Maar de familie gaf niet op. Drie dikke ordners met faxen en brieven getuigen daarvan bij moeder Odekerken in Vught. Er werden enkele politici persoonlijk benaderd. Zij zouden toch wel iets kunnen doen? Het D'66 kamerlid Boris Ditrich werd gebeld. Aan zijn secretariaat werd het hele verhaal uit de doeken gedaan. Ook sprak de familie nog twee keer zijn privé-antwoordapparaat in met het dringende verzoek contact op te nemen. Er werd nooit iets op gehoord. Het zelfde geldt voor het (ex)VVD-kamerlid Geert Wilders: twee keer benaderd, maar nooit een reactie gegeven. Goed, dan europarlementariër Jules Maaten. Zijn secretaresse hoorde alles belangstellend aan, e-mailde de familie een bevestiging en zou alles snel met haar baas bespreken: nooit meer iets gehoord. Normen en waarden in de politiek! Ten einde raad werd ook contact gezocht met de persoonlijke woordvoerder van premier Balkenende. In een persoonlijk gesprek beloofde deze de zaak onder de aandacht te brengen van de verantwoordelijke ministers Jan Hein Donner en Ben Bot.Negen maanden na de moord moeten zij nog reageren. In een boze brief schreef de familie Odekerken: 'Tot onze verontwaardiging en ons intens verdriet kunnen wij niet anders dan constateren, dat de moord op een eerlijke, hardwerkende Nederlandse zakenman op geen enkele wijze aandacht krijgt van de Nederlandse overheid'.
Een meelevende overheidsfunctionaris bevestigde in een informeel gesprek met de familie deze conclusie. Letterlijk zei hij: 'Als Jules een drugscrimineel was geweest, had u waarschijnlijk meer hulp gehad'. Dat is ongetwijfeld waar, want voor politici is er aan de terugkeer van een veroordeelde heroïnehandelaar vandaag de dag nu eenmaal meer eer en publiciteit te behalen dan aan de stille repatriëring van een onschuldige, vermoorde zakenman…